3 vragen over bos aanplanten

Hoe begin je er aan?

Heb je een geschikt stuk grond, dan komen we langs om de bebossing op de locatie te bespreken. De Bosgroepen helpen met de papiermolen van vergunningen en subsidies en zorgen voor de bestelling van het juiste plantgoed. Het belangrijkste is natuurlijk het plantplan op maat, met een indeling waar welke bomen precies komen, een bloeiende bosrand voor vogels en insecten, een open plekje, enzovoort.

De juiste boom op de juiste plek

Met een veranderend klimaat is het belangrijk dat je kiest voor een gezonde mix van verschillende standplaatsgeschikte soorten. Het bodemtype vertelt ons welke boomsoorten er het best gedijen. Op arme, droge zandbodems zijn bijvoorbeeld ruwe berk, eik, winterlinde, trilpopulier en grove den een goede keuze. Heb je een heel nat stuk grond, dan ga je best voor soorten als zwarte els, wilg, zachte berk, zwarte populier en iep. Met een vochtige zandleemgrond zit je eigenlijk altijd goed: je kan er zowat alle inheemse bomen op planten, inclusief bijvoorbeeld boskers en haagbeuk die het op andere bodemtypes minder goed doen.

En wat nadien?

Na de aanplant is er natuurlijk opvolging nodig. Ook daarvoor kunnen leden op De Bosgroepen rekenen. We helpen om de pas aangeplante boompjes vrij te stellen van hinderende kruiden zoals bramen of varens. Ook de groei van de boompjes moet opgevolgd worden en waar nodig wordt er bij geplant. Omdat jonge boompjes met elkaar concurreren voor zonlicht, groeien ze zo snel mogelijk recht omhoog. Na 10 à 15 jaar sluiten de kruinen op elkaar aan en is het tijd om te dunnen. We kiezen toekomstbomen uit die de beste kansen hebben om verder te groeien. Hun directe concurrenten worden weggenomen, zodat de toekomstbomen alle ruimte en licht krijgen om uit te groeien tot een stevige boom met grote kruin en dikke stam.